19.2.07

60 - Flahaut

Minister van Defensie André Flahaut (PS) wil
volledige duidelijkheid over de razzia's tegen Antwerpse joden
tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij wil echter minder duidelijkheid over de vele verdwenen joodse families in Namen en Luik.


De Defensieminister, tevens voogdijminister voor de
Oorlogsslachtoffers, "verwelkomt" de studie. Maar hij zegt ook
verontrust te zijn over de straffeloosheid van sommige deelnemers
aan de razzia's tegen de Antwerpse joden. "Hierover moet volledige
duidelijkheid komen gezien de onverjaarbaarheid van misdrijven
tegen de menselijkheid", aldus Flahaut.


De studie zoomt in op het feit dat de Antwerpse politie op
eigen initiatief in het centrum van de stad 1.243 Joden oppakte en
hen uitleverde aan de Duitse autoriteiten. "Het is een feit dat
het schepencollege onder leiding van burgemeester Leo Delwaide (liberalen) de
politiek van de Nieuwe Orde ondersteunde en hoogstwaarschijnlijk
de deelname van het korps aan de anti-Joodse razzia's bewust liet
gebeuren", luidt het in het verslag.


De minister benadrukt woensdag het belang van de
herinneringsplicht, actief burgerschap, democratische waakzaamheid
en de absolute noodzaak om de jeugd maximaal te betrekken bij al
deze acties.

Maar Wallonië liet alle oorlogsdocumenten verdwijnen, daar heeft niemand iets mispeuterd. Geen Degrelle, die in nazikostumm rondliep en als enige op Leopold III na, handjes schudde met Hitler.

Zie ook: http://www.cegesoma.be/index_nl.htm

59 - Antisemitische Coburgs.

Leopold III wist reeds tijdens de oorlog wat er in de Nazi-kampen gebeurde, maar lag daar niet wakker van.

Men was in Laken, in tegenstelling tot de misleide (en bedrogen) flaminganten die met de Waffen-SS naar het Oostfront trokken om tegen het oprukkende communisme te vechten, uitstekend op de hoogte omdat de Duitse dokter Karl Gebhardt een huisvriend was van zowel koningin-moeder Elisabeth als van Leopold III.

Gebhardt was niet alleen een SS-generaal, maar ook (sinds midden jaren dertig) de lijfarts van de Belgische koninklijke familie. Hij werd na de oorlog opgehangen omdat hij medische experimenten had uitgevoerd op gevangenen.

Leopold was van die gruwelijke praktijken op de hoogte want Gebhardt had hem erover verteld. We weten dit dankzij Lord Keyes. In zijn boek "Outrageous Fortune" (1984), ironisch genoeg bedoeld als een boek tot zuivering van Leopolds gedrag tijdens de oorlog, vertelt Keyes (eveneens een huisvriend van de Coburgs) een anecdote die Leopold hem na de oorlog zelf had toevertrouwd.
Kort na Leopolds huwelijk met Lilian Baels in het najaar van 1941, kwam Gebhardt op bezoek. In aanwezigheid van Lilian gaf hij "een snoevende uitleg over de experimenten die hij uitvoerde op menselijke proefkonijnen." Die visuele beschrijving greep de zwangere Lilian zozeer aan dat Leopold zijn beklag deed bij kolonel Werner Kiewitz, de Duitse verbindingsofficier in Laken. Kiewitz zei "dat het niet nodig was voor de koning om Gebhardt in de toekomst nog te ontvangen en beloofde dat hij hem weg zou houden." Dat dit niet gebeurde blijkt echter uit het feit dat Gebhardt de koninklijke familie tot het najaar van 1944 bleef bezoeken.


Al wist de koning begin 1942 dus reeds zeer gedetailleerd wat SS-misdadigers zoals Gebhardt in plaatsen zoals Auschwitz uitspookten, dit belette hem niet om het nazi-regime goedgezind te blijven. Nochtans hield het "rassenvraagstuk" Leopold 's nachts uit zijn slaap. Aan zijn secretaris, graaf Robert Capelle, vertrouwde hij in februari 1942 toe dat indien Duitsland de oorlog tegen Rusland zou verliezen, het "blanke ras" door het "gele gevaar" vernietigd zou worden: "Soms word ik wakker in het midden van de nacht en vraag mezelf af of er iets gedaan kan worden om de catastrofe te vermijden. Onze beschaving zal in elkaar storten en ons ras worden vernietigd."

De vernietiging van het joodse ras die op datzelfde ogenblik bezig was, hield hem helaas niet uit zijn slaap.
Integendeel.
In maart 1943, twee maanden na de val van Stalingrad, adviseerde Capelle de koning om zich in het publiek van de Nazi's te distantiëren.
Leopold weigerde met de woorden dat hij zich "niet wilde keren tegen een ideeënstelsel waarmee ik geneigd ben in te stemmen."



Ook na de oorlog zocht Leopold nog graag het gezelschap van voormalige SS-ers op.
Gebhardt werd weliswaar door de Amerikanen opgehangen, maar een andere vertrouweling van Heinrich Himmler, de bioloog Ernst Schäfer, ontsnapte de dans.

Hij was naar Venezuela gevlucht, waar hij in 1949 een natuurreservaat opende in het Amazone-gebied. Schäfer was een beroemde ontdekkingsreiziger die in de jaren dertig een SS-expeditie naar Tibet leidde op zoek naar de bakermat van de Ariërs. Tijdens de oorlog was hij chef van het Sven Hedin Instituut, een SS-organisatie die raszuiverheid onderzocht. Zo fotografeerde Schäfer medische experimenten in Dachau, bezocht samen met Himmler kampen in Polen en bestudeerde schedels afkomstig van slachtoffers uit Auschwitz. Toen Leopold in de jaren vijftig door het Amazone-woud trok, deed hij dat in het gezelschap van Schäfer.

Het is mogelijk dat Albert vorige donderdag in Auschwitz aan al deze zaken heeft gedacht. Geen enkele van de aanwezigen die de herdenking in Polen bijwoonden, stond familiaal immers zo dicht bij diegenen die werkelijk wisten wat er in Auschwitz gebeurde en zich desondanks uitdrukkelijk niet wensten te keren tegen het ideeënstelsel dat dit veroorzaakte.

Het is echter ook mogelijk dat Albert helemaal niet aan zijn pa dacht. Misschien zat hij met zijn gedachten bij B-H-V en zijn wankele koninkrijk. Leopold liet destijds zijn slaap niet voor de Nazi-kampen; zijn zoon ligt vandaag ongetwijfeld wel wakker van de toekomst van België, bedreigd door Vlaamse secessionisten die Albert in zijn toespraken graag afschildert als "racisten" en van wie de royalistische partij PS beweert dat zij de zonen zijn van de schuldigen van Auschwitz.
Ook de Coburgs werkte mee aan de endlösung!

In de Belgische Coburg-hagiografie wordt grote nadruk gelegd op de vriendschap vanaf de late jaren 20 tussen koningin Elisabeth en Albert Einstein.Het lijkt er echter sterk op dat deze vriendschap bestond ondanks het feit dat Einstein joods was. Elisabeth was immers ook goed bevriend met SS-kolonel (later generaal) Karl Gebhardt, de lijfarts van Heinrich Himmler.

De jodenhater Gebhardt was een veelvuldige en graag geziene gast in Laken, zowel voor als tijdens de Tweede Wereldoorlog. In juni 1939 vertelde Elisabeth hem dat ze Hitler bewonderde omwille van zijn „constructief werk.” Op dat ogenblik had in Duitsland de Kristalnacht al plaatsgevonden, had Hitler Oostenrijk en Tsjechië reeds geannexeerd, en werd België overspoeld door joodse vluchtelingen. Toen de Nazi’s in mei 1940 België binnenvielen, merkte de koningin-moeder enthousiast op tegen Hendrik De Man (socialist): „Hitler is een demon die een werk van noodzakelijke destructie verricht.”

(Na de oorlog veranderde koningin Elisabeth met evenveel gemak van idool Hitler naar idool Stalin).


Elisabeth bracht Gebhardt in contact met haar zoon, Leopold III. De koning werd eveneens een goede vriend van de prominente SS-er. Gebhardt kwam op het eind van de jaren 1930 geregeld in Brussel aandringen op het censureren van de Belgische pers.


Ook burggraaf Jacques Davignon, de Belgische ambassadeur in Berlijn, drong herhaaldelijk aan op het censureren van berichtgeving die de Nazi’s niet welgevallig was. „Het is nodig bepaalde invloeden tegen te werken,” zo liet Davignon weten aan Capelle: „De censuur zou ideaal zijn, maar het schijnt dat de regering dat niet aandurft.”




De Belgische autoriteiten zagen met lede ogen aan hoe steeds meer joden België probeerden binnen te komen. Na de Anschluss van Oostenrijk verboden minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak (Socialist) en minister van Justitie Charles du Bus de Warnaffe (Katholiek) de Belgische ambassade in Wenen om visa te verlenen aan joden.



In het parlement verklaarde du Bus de Warnaffe dat „de joden al van oudsher een probleem vormen in Europa.” Hij citeerde een 15de eeuwse tekst: „Die misdadige mensen nemen ons brood af.” De minister sprak van een „joodse invasie” die men moest tegengaan. Hij verwees naar de Luxemburgse wetgeving die joden verbood om handel te drijven en kwalificeerde de anti-joodse betogingen die zich her en der in België voordeden als „goedaardige manifestaties.” Dergelijke betogingen werden georganiseerd door lieden, zoals Charles Somville, die de vluchtelingen vergeleken met een „sprinkhanenplaag” en uitriepen: „Zal dat ongedierte nog langer geduld worden?” Minister du Bus de Warnaffe was een antisemitische hardliner. „Joden zijn zeer onbetrouwbaar: Zij hebben en houden geen woord,” schreef hij.


Na de oorlog werd hij echter niet verontrust. Du Bus de Warnaffe werd in 1945 zelfs
opnieuw minister van Justitie. Als dusdanig liet hij prompt een aantal Vlaams-nationalisten executeren, waaronder de 33-jarige Stefaan Laureys, een overtuigde anti-communist die in 1941 in Duits uniform aan het Oostfront het Stalinisme was gaan bestrijden (nadat hij in 1939 hetzelfde al had gedaan in Fins uniform toen Finland door de toenmalige Nazi-bondgenoot
Stalin was binnengevallen).

Ironisch genoeg was Stefaan Laureys de zoon van de Antwerpse tandarts en oud-Aktivist Jan Laureys, een vriend van de joden.

Vader Laureys, die in de jaren 30 namens de Frontpartij lid van de Antwerpse provincieraad was, omschreef het antisemitisme als „inhumaan, hatelijk en mensonterend” en hield zich, net zoals Frenssen, actief bezig met de hulpverlening aan joodse vluchtelingen.

Leopold III had geen medelijden met de vluchtelingen. Hij schreef aan eerste minister Hubert Pierlot dat de meerderheid van de 30.000 „Israëlieten” in België „agenten [zijn] van een subversieve [versta: anti-Duitse] propaganda.” Omdat Pierlot naar de mening van de vorst daar niet ferm genoeg tegen De koninklijke familie was uitgesproken antisemitisch.



Vaak is de vraag gesteld wie vóór en tijdens de oorlog wist wat de Nazi’s voor de joden in petto hadden. Het staat echter vast dat Leopold III vermoedens had. Op 2 juli 1940 sprak hij over „het zuiveringswerk dat moet gebeuren in België,” maar dat hij zelf niet wilde uitvoeren en liever zou overlaten aan „anderen” omdat het om vuil werk ging.

Volgens de koninklijke adviseur Louis Wodon in een brief aan Leopold was dit zuiveringswerk een „epuratie [...]: arrestie van joden, van ongewenste Belgische personaliteiten, enzovoorts.”


Leopold bewonderde Hitler.
Na zijn bezoek aan Berchtesgaden op 19 november 1940 (samen met o.a. Davignon en Capelle) vertelde hij Hendrik De Man over de Führer: „Zo iemand wordt maar eens om de duizend jaar geboren.”

In Berchtesgaden vernam het Belgische gezelschap dat Hitler overwoog om de joden naar Madagascar te deporteren. Leopold lag daar niet van wakker.
Korte tijd na zijn huwelijk met Lilian Baels (6 december 1941) vernam de koning van zijn vriend, SS-arts Gebhardt, wat de Nazi’s werkelijk met hun gevangenen deden. Gebhardt gaf „een snoevend verslag van de experimenten die in naam van de wetenschap op menselijke proefkonijnen werden uitgevoerd.” Minister van Justitie Charles du Bus de Warnaffe liet in 1938 de grenzen sluiten voor joodse vluchtelingen omdat joden „onbetrouwbaar” en „misdadig” waren. In 1945 werd hij opnieuw minister van Justitie.


Gebhardt kwam zelfs nog op bezoek toen Leopold en zijn familie in 1944-45 in Hirschstein
aan de Elbe verbleven. Het is eveneens veelbetekenend dat de koning, die bijgevolg één van de weinige Belgen was die wist wat er werkelijk in de Nazi-uitroeiingskampen gebeurde, na deze bekentenis door Gebhardt bleef verklaren dat hij hoopte dat de Duitsers de oorlog
zouden winnen.

Toen graaf Capelle in maart 1943, twee maanden na de Duitse nederlaag bij Stalingrad, de koning adviseerde om in het publiek de deportaties van Belgen naar Duitsland te kritiseren, zei Leopold dat hij zich niet wenste te „keren tegen een ideeënstelsel waarmee ik geneigd ben in te stemmen.”


De Coburg-hagiografie besteedt veel aandacht aan joden die tijdens de oorlog op voorspraak van het Hof gered zouden zijn. Het Hof kwam echter alleen tussen voor de 3.000 joden van Belgische nationaliteit een fractie van de 64.000 in België verblijvende joden. De 29.000 joden afkomstig uit ons land die in de concentratiekampen omkwamen, waren inderdaad bijna allemaal zogenaamde Ostjuden – vluchtelingen die in de jaren 30 vanuit Duitsland en Oost-Europa naar België waren gekomen. „Een Duitse jood,” zo schreef Maurice Benedictus, een Antwerpse belgicist én een jood, in 1943 vanuit Portugal in een rapport aan de regeringPierlot in Londen, „is en zal altijd un Boche 100 % blijven.”

(Een joodse vriend vertelde mij dat, toen ze 60 jaar geleden met hun ouders vanuit Polen naar België kwamen, ze met Belgische vlaggetjes zwaaiden naar de koning om te bewijzen dat ze goede Belgen waren).



Karl Gebhardt (geb. 1897) was SS-Gruppenführer, Reichsarzt SS en voorzitter van het Duitse Rode Kruis. Hij werd ter dood veroordeeld op het artsenproces van Neurenberg wegens het uitvoeren van medische experimenten op gevangenen en opgehangen op 3 juni 1948.

17.2.07

58 - Socialisten en liberalen mogen terecht 'mea culpa' slagen.

Belgische Staat heeft meegewerkt aan jodendeportatie
BRUSSEL 13/02 (BELGA) =

De Belgische Staat heeft actief meegewerkt aan de jodendeportatie.
Dat staat in de conclusies van een studie die werd uitgevoerd op vraag van de overheid.

De belangrijkste resultaten van de studie worden dinsdag besproken in de commissie voor Institutionele Aangelegenheden van de Senaat. "De Belgische Staat heeft een volgzame houding aangenomen door op uiteenlopende maar cruciale domeinen medewerking te verlenen aaneen beleid dat desastreus was voor de joodse bevolking en een democratie onwaardig is", staat te lezen in de besluiten van destudie van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA). "De stap van passieve naar actieve collaboratie werd snelgezet", stelde SOMA-directeur Rudi Van Doorslaer.

De studie nam twee en een half jaar in beslag en kwam er op vraag van premier Guy Verhofstadt. Aanleiding daarvoor waren resoluties die in deSenaat waren goedgekeurd./.OCH/LOD/VOC

Belgische Staat werkte mee aan jodendeportatie -
reactie premier
BRUSSEL 13/02 (BELGA) =

Premier Guy Verhofstadt herinnert eraan dat hij reeds vijf jaar geleden heeft toegegeven dat ook de overheid tijdens de Tweede Wereldoorlog fouten heeft begaan. Die verontschuldigingen herhaalde hij twee en een half jaar laten in Jeruzalem. Eind dit jaar zal de bevoegde commissie alle dossiersvoor schadeloosstelling hebben onderzocht van joden wier goederen werden geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog van 1940 tot 1945.

Tijdens zijn toespraak van 6 oktober 2002 in Mechelen bracht de premier hulde aan alle burgers, overheidsdiensten en prominentendie indertijd de joodse gemeenschap hebben geholpen om te ontsnappen aan de jodenvervolging. Anderzijds gaf hij toe dat ookde overheid tijdens de oorlog fouten heeft gemaakt. Het was de eerste keer dat de regering, in naam van de staat, zo'n duidelijkstandpunt innam over de problematiek. "We zijn terecht trots op een dergelijke voorbeeldige houding.

Laat ons echter wel beseffen dat dit niet de houding van heel België noch van alle gemeenten was. Helaas waren er in België heel wat personen, ook bij de overheid, die gecollaboreerd hebben. Wij moeten de moed hebben dat te zeggen, te erkennen en te aanvaarden", zei hij ter gelegenheid van de Dag van de Joodse Martelaar en van de zestigste verjaardag van de deportatie van dejoden van België.

Bij de opening van het nieuwe museum van Yad Vashem op 16maart 2005 herhaalde premier Verhofstadt die verontschuldigingen. Alles samen werden ongeveer 25.000 van de 56.000 in België wonende joden naar Auschwitz gedeporteerd. Slechts 1.200 overleefden de gruwel. Voortaan geldt 27 januari als de officiële herdenkingsdag van de Holocaust in België.

Eind 2005 werd ons land opgenomen als volwaardig lid van een actiegroep over de Shoah - de Holocaust. Het lidmaatschap vormt een erkenning voor de inspanningen die de federale regering en de regeringen van de gemeenschappen hebben geleverd om de herinneringaan de Shoah levendig te houden.

Er werd intussen ook een Stichting van het Jodendom van België ingesteld. Dat gebeurde in het kader van een wet uit 2001over de schadeloosstelling van de leden van de joodse gemeenschap.

Eind dit jaar zal de bevoegde commissie Buysse alle schadeloosstellingsdossiers hebben afgehandeld. Eind vorig jaar was 88 procent van de 5.640 aanvragen afgehandeld.

De aanvragen zijn goed voor meer dan zesduizendspoliatiedossiers. Daarvan waren er eind 2006 4.696 afgehandeld,waarvan er 4.140 een positieve beslissing kregen. Tijdens het eerste kwartaal van 2008 zal het saldo van de bedragen die niet individueel konden worden teruggegeven, worden overgemaakt aan de Stichting.

Vorig jaar nog vond in het Belgisch paviljoen in Auschwitz de heropening plaats van het nieuwe museum dat werd opgedragen aan de joden die uit ons land werden gedeporteerd./.LOD/KVH